T74-22 (1974) • Inkt op papier • 50.2 x 32.5 cm • Gesigneerd ‘T74-22’ (linksonder) ‘Schoonhoven 1974’ (rechtsonder) • Verso gesigneerd ‘J.J. Schoonhoven 1974, Viltstift en balpunt pentekening, “T74-22”, betekend 40 x 24.5 cm’ • Papiermerk (rechtsonder)
Herkomst: Particuliere collectie
Schoonhoven tekende graag. Dat was voor hem een soort meditatie. Hij zei eens: “Ik ben eigenlijk niet zo’n goeie tekenaar, maar wel erg goed in geduldig streepjes trekken.” Dat is zijn vorm, die hij bij zichzelf ontdekt heeft.
Deze tekening was te koop • Verkocht
Jan Schoonhoven (1914-1994) was een van de meest beeldbepalende Nederlandse kunstenaars uit de twintigste eeuw, bekend om zijn witte reliëfs en zijn met streepjes opgebouwde pentekeningen.
Het talent van de Delftenaar kwam al vroeg tot ontwikkeling. Op zijn zestiende werd hij door zijn vader naar een opleiding tot tekenleraar gestuurd. Daarvoor zou hij ruimschoots zakken om vervolgens door te gaan op de kunstacademie in Den Haag. Schoonhoven verdiepte zich in deze jaren in de moderne kunst en was daarmee zijn tijd vooruit. Toch waren het onzekere jaren, waarin hij door zijn omgeving aangemoedigd moest worden om door te gaan.
In 1938 werd Schoonhoven lid van De Onafhankelijken. Dat stelde hem in staat om te exposeren, een vergoeding te ontvangen en werk te verkopen. Na moeilijke oorlogsjaren, begon hij bij de PTT als administratief medewerker. De regelmaat en de orde van de ambtelijke sfeer lagen hem. In deze periode tekende hij nog steeds; fijne lijntjes met inkt in een aan Paul Klee verwante stijl. Het waren geabstraheerde voorstellingen, met nog steeds figuratieve elementen als paarden, vissen of figuren.
Vanaf 1956 begon Schoonhoven met papier-maché, karton, lijm en verf “te bouwen” en kwam hij tot zijn eerste reliëfs. Die waren nog ruw met klonterige stukken erin en donker van kleur. Het contrast met zijn fijne tekeningen tot dan toe was groot en de figuratie was op dit punt definitief verlaten. Enkele jaren later zou hij zich bij de Informelen aansluiten, een nieuwe groep die streefde naar het oplossen van de herkenbare vorm. De eerste witte reliëfs stammen uit deze tijd.
Voortbouwend op de Informelen, vormden Armando, Jan Hendrikse, Henk Peeters en Schoonhoven in 1960 de Nul-beweging. Het was een Nederlandse variant op de internationale kunstbeweging Zero en een reactie op Cobra. Het grondbeginsel was het opheffen van de figuratie en het aanvaarden van de dingen zoals ze zijn. Schoonhovens werk zou onder invloed van Nul strakker en onpersoonlijker worden. Over de eenvoud van zijn werk zei hij weleens dat hij zijn diepste, persoonlijke emotie wil terugbrengen tot de meest doodgewone vormen. Inspiratie kwam uit architectuur, verhoudingen en herhalingen die Schoonhoven in zijn vertrouwde Delft waarnam. Eigenlijk kwamen al zijn tekeningen en reliëfs voort uit observaties van de stad.
Ondertussen kreeg zijn werk steeds meer erkenning, maar het was vooral de Biënnale van Sao Paulo in 1967 die Schoonhoven op de kaart zette. In de wereldtentoonstelling werden dertien van zijn reliëfs tentoongesteld, samen met geometrisch-abstracte werken van Ad Dekkers en Peter Struycken. Voor de internationale critici golden de “simpele” Schoonhovens als een grote verrassing. Naderhand volgden de (internationale) tentoonstellingen zich in rap tempo op, maar ondanks het succes bleef Schoonhoven bij de PTT werken. Hij had regelmaat nodig en beweerde dat de orde en regelmaat van het ambtenarenbestaan werd weerspiegeld in zijn reliëfs.
Na het overlijden van zijn vrouw in 1978 en het bereiken van zijn PTT-pensioen 1979 kende nog een periode van vrije, expressieve vorm op papier, maar Nul is hij altijd trouw gebleven. Hij vond dat alleen abstracte kunst pure kunst was, alleen langs die weg kom je tot de waarheid.
Gerelateerd
Geen gerelateerde kunstwerken gevonden.