Kees van Dongen en de verovering van Parijs

vanderpant_kees_van_dongen_vrouw_met_hoed

Van Delfshaven naar Parijs

Kunstschilder Kees van Dongen werd geboren op 26 januari 1877 in Rotterdam-Delfshaven. Op twintigjarige leeftijd maakte hij een korte reis naar Parijs. De Franse hoofdstad maakte zoveel indruk op hem, dat hij niet meer naar Nederland zou terugkeren. Jaren later zou hij zelfs als Fransman genaturaliseerd worden. Na zijn intrek in Parijs had Van Dongen wat simpele baantjes om in zijn levensonderhoud te voorzien. Langzamerhand maakte hij naam als illustrator van kranten en bladen, maar het was pas in 1904 dat hij zich als schilder ging profileren. Hier brak zijn belangrijkste artistieke periode aan, die tot 1917 zou duren. Hij vervaardigde kleurrijke schilderijen in rouwe vorm met brutale onderwerpkeuze. Zijn sensuele, soms seksueel geladen verbeeldingen van vrouwen uit het Parijse nachtleven maakte hem vooral bekend. 

Opkomst in Montmartre

Voordat Van Dongen naam begon te maken, trok hij veel op met Pablo Picasso en journalist/dichter Max Jacob. Beiden waren net als Van Dongen woonachtig in Montmartre en zouden pas later doorbreken. Andere grote namen zoals Pierre-August Renoir, Henri de Toulouse-Lautrec, Pierre Bonnard en Edgar Degas woonden ook in zijn directe omgeving. Sommigen hadden indirect enige invloed op hem, maar hij had weinig contact met ze. Voor zijn illustraties had hij bijvoorbeeld van Toulouse-Lautrec geleerd om met enkele nerveuze lijnen zijn onderwerp te suggereren. In rake weergave tekende hij Parijse types voor het satirische blad L’Assiette au Beurre (nr. 26, okt. 1901) en het weekblad Gil Blas (nr. 24, jan. 1902). Het bracht Van Dongen bescheiden bekendheid en mede hierdoor maakte hij vanaf 1898 kennis met de kunsthandel. Hij kreeg goede commerciële contacten bij vooraanstaande handelaren als Druet, Ambroise Vollard, D.H. Kahnweiler en G. Bernheim Jeune.(1) Een belangrijke ontwikkeling deed zich voor in 1904, toen hij op aandringen van schilder Maximilien Luce deelnam aan de Salon des Indépendance. Geld was er niet, dus Luce betaalde voor de deelname van Van Dongen. Later dat jaar werd hem een grote tentoonstelling aangeboden dat een waar evenement werd. Hij zou zich echter pas in 1905 definitief vestigen als schilder door zijn bijdrage aan de geruchtmakende Salon d’Automne in het Grand Palais te Parijs.(2)

De Salon d’Automne was een kunsttentoonstelling in Parijs die in 1903 voor het eerst werd georganiseerd door Georges Rouault, André Derain, Henri Matisse en Albert Marquet. Het was een reactie op het conservatieve beleid van de officiële Parijse salon. De tentoonstelling werd vrijwel direct het paradepaardje van ontwikkeling en innovatie in de twintigste-eeuwse schilder- en beeldhouwkunst. De kunstschilders waren daarin dominant. Tijdens de eerste jaren van de Salon gaven kunstenaars zoals Pierre-Auguste Renoir en Auguste Rodin acte de présence en sindsdien hebben belangrijke schilders zoals Paul Cezanne, Henri Matisse, Paul Gauguin en Pablo Picasso meegedaan. De expositie van 1905 was sensationeel. Door het felgekleurde en vormvrije werk van Matisse, Derain, de Vlaminck en Van Dongen, werd de term fauvisme geïntroduceerd.(3)

Shockerend fauvisme

In het begin van twintigste eeuw ontwikkelde enkele jonge schilders een radicaal nieuwe stijl, met felle kleuren en gewaagde vertekeningen. Toen zij in 1905 met dit werk in de openbaarheid kwamen, waren de critici zo verontwaardigd, dat zij de kunstenaars fauves (wilde dieren) noemden. De schilders hadden geen gemeenschappelijk programma, maar waren tot elkaar gekomen door een verlangen naar bevrijding en experimenteren. Het fauvisme richtte zich tegen alle conventionele schilderkunst, tegen perspectief, charioscuro en illusie. In plaats daarvan werkten ze met het platte vlak, de contour en vooral met de verf.(4) De leidende figuur was Matisse, anderen waren Raoul Dufy, Georges Braque, Maurice De Vlaminck en André Derain. Van Dongen was eigenlijk altijd al fauve, hij was dus geen navolger maar een voorloper. Ongeveer zeven jaar bleef hij overtuigd bezig met het fauvisme. Stijlkenmerken en -opvattingen werden gedeeld met De Vlaminck, Derain en Matisse.(5)

Het fauvistische werk Harmony in Red (1908) van Matisse is in de kunstgeschiedenis bekend om de levendige compositie van lijnen, pure en kinderlijke speelsheid en simpele picturale uitbeeldingen. Perspectief en modellering zijn er niet en de diepte is tot een minimum beperkt. De uitgebeelde kamer is wild gedecoreerd met uitbundige kleuren. Het was Matisse om het expressionisme te doen.(6) Van Dongen schilderde tot 1910 vooral zware lichaamsvormen, een dikke nek, gezwollen schouders, dikke benen en gezichten, die vaak aan karikaturen doen denken. De vormen worden met een brede, onregelmatige lijn aangegeven. Op enkele uitzonderingen na zijn de kleuren zeer heftig. Zijn werk paste wel bij hetgeen er binnen de kring van Matisse gangbaar was, maar hij behoorde er niet toe. Van Dongen leverde op geheel eigen wijze een bijdrage aan de stroming, vooral door zijn manier van vrouwen uitbeelden. Bewust koos de schilder voor een erotische wending. Tot zijn belangrijkste werken worden gerekend die met min of meer naakte vrouwen, vaak prostituees. Ze leunen achterover in nonchalante verwachting of zij staan, zelfbewust ondanks hun naaktheid. De meeste vrouwen van Van Dongen hebben een sterke eigen wil, een zekere onafhankelijkheid.(7) Al spoedig na zijn aankomst in Parijs raakte hij onder de indruk van het extravagante en onstuimige Montmartre met zijn nachtleven; vrolijk en afschrikwekkend tegelijk. Zijn kunst werd gekenmerkt door een tegenstrijdige mengeling van aanbidding en spot. Of het nu ging om een statige dame of een prostituee, beide schilderde hij met zwoele ogen, sensuele mond en weelderige schouders. Hij onderscheidde zich van andere fauvisten door zijn modellen dicht bij de toeschouwer te brengen.(8)

Van Dongen begaf zich in een anarchistisch milieu binnen Parijs. Dat stimuleerde zijn behoefte aan politieke, artistieke en morele vrijheid. De combinatie van erotische onderwerpen en opvallend kleur- en vormgebruik werd als shockerend ervaren. Zijn schilderijen werden soms zelfs door de Parijse politie verwijderd omdat ze als obsceen werden beschouwd. Bij de Salon d’Automne van 1913 liet schrijver en dichter Appolinaire weten dat het een tweejarige gewoonte leek te worden om een werk op te hangen dat vervolgens werd weggehaald.(9) Na een reis naar Egypte zond Van Dongen bijvoorbeeld Tableau (Naakt met gele shawl) in. Deze werd aanstootgevend geacht en door de politie verwijderd. Dergelijke incidenten leidden onvermijdelijk tot protesten en uiteindelijk alsnog tot faam voor de schilder.

Schilder van de beau monde

Van Dongen werd gaandeweg een gevierd kunstenaar in Parijs. Na enkele reizen in 1910 naar Italië, Spanje en Marokko woonde hij vanaf 1912 in Montparnasse. Hij gaf er extravagante feesten voor de Parijse beau monde. In 1913 was Van Dongen namelijk Jasmy Jacob tegen gekomen, zij werd zijn vriendin en introduceerde hem binnen de society-kringen. Ook ontmoette hij gravin Casati. De twee modellen brachten een verandering in Van Dongens stijl teweeg, het werd geraffineerd en verfijnd. Vanaf 1917 was hij de portrettist van de rijken en beroemden geworden. Wie ook maar enig aanzien had, wilde een portret van zichzelf door Van Dongen. Hij bleek zich in deze portretkunst te laten beïnvloeden door de reliëfs die hij in 1913 in Egypte had gezien. In sterk aangezette lijnen wordt het vrouwentype aangegeven met haar slanke elegantie, overgrote ogen en schitterende juwelen.(10) De veranderende stijl van Van Dongen riep in toenemende mate kritiek op. Er ontstond namelijk een uniforme trend voor portretteren waarin veel gehoor werd gegeven aan de wensen van het publiek. Zo verloor zijn werk aan kracht, aldus de critici.(11) Met een opportunistische houding wist Van Dongen goede contacten met de Parijse elite te onderhouden en deze om te zetten in opdrachten. De portretten, waarin waarheidsgetrouwheid een grotere rol speelde, gingen de waardering voor zijn vroege werk wel in de weg staan. In de jaren twintig en daarna waren er tal van critici die het latere werk als oppervlakkig afdeden. Toch was er ook waardering voor de portretten van de societyfiguren, miljonairs, politici en adellijke dames en heren. Men bewonderde zijn psychologisch inzicht en rake typering.(12)

Bekritiseerd en bekroond

Na een omstreden periode in de voorhoede van de kunst, was Van Dongen in de latere jaren wederom aan kritiek onderhevig. Zijn schilderstijl heeft zich tegen de chronologie van de kunstgeschiedenis in ontwikkeld en zo moeten we de critici ook lezen. Eerst met bravoure inschilderen tegen de heersende, laat negentiende-eeuwse opvattingen van de academie (vooral van de Académie des Beaux Arts) en er later – wanneer het kubisme, expressionisme, dadaïsme en surrealisme hoogtij vierden – weer naar terug bewegen. Kees van Dongen veroverde Parijs met eigenzinnigheid en eigenwijsheid. De stad voedde zijn creativiteit vanaf zijn eerste aanwezigheid. Kunstenaars die hem omringde waren een belangrijke steun en inspiratie. Zo werd hij bij galerieën geïntroduceerd en bij tentoonstellingen betrokken. Van Dongens autonomie bleef wel altijd bewaard en de meest essentiële succesfactor voor zijn verovering van Parijs was hij daarom zelf. Op latere leeftijd werd de Nederlandse Fransman het Franse Légion d’Honneur en de Belgische Kroonorde toegekend.

 

Afbeelding: Kees van Dongen, 1906, Femme au grand chapeau (Woman With a Large Hat), oil on canvas, 100 x 81 cm, Particuliere collectie

1) B.H. Spaanstra-Polak, ‘Dongen, Cornelis Theodorus Maria van (1877-1968)’, in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn2/dongen [13-03-2008]2) Wentinck, C. Van Dongen. Amsterdam: J.M. Meulenhoff, 1964. pp. 5-7.
3) Schoon, T., Adrichem, J. van, Man, H. de. Kees van Dongen. Rotterdam: Museum Boymans-van Beuningen, 1989. p. 6.
4) Janson, H.W. Wereld geschiedenis van de kunst. Den Haag: Uitgeverij De Archipel, vierde druk. p. 631.
5) Wentinck, C. Van Dongen. Amsterdam: J.M. Meulenhoff, 1964. pp. 9.
6) Honour, H., Fleming J. A world history of art. Laurence King Publishing, 2009. pp. 774-76.
7) Schoon, T., Adrichem, J. van, Man, H. de. Kees van Dongen. Rotterdam: Museum Boymans-van Beuningen, 1989. pp. 34-44.
8) Kostenevich, A. Matisse tot Malevich. Amsterdam: Hermitage, 2010. pp. 86-87.
9) Appolinaire over Kees van Dongen bij de Salon des Indépendants, 1908, Chroniques d’art 1902-1918. Parijs, 1960. p. 67.
10) B.H. Spaanstra-Polak, ‘Dongen, Cornelis Theodorus Maria van (1877-1968)’, in Biografisch Woordenboek van Nederland. inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn2/dongen [13-03-2008]11) Wentinck, C. Van Dongen. Amsterdam: J.M. Meulenhoff, 1964. pp. 10.
12) Schoon, T., Adrichem, J. van, Man, H. de. Kees van Dongen. Rotterdam: Museum Boymans-van Beuningen, 1989. p. 10.