Shinkichi Tajiri

Obiit 4 / I.M. (‘hij is gestorven’) • 1962 • Brons (‘rode steen’ of ‘molar brick’ techniek) • H. 61 cm

Herkomst: Voorname particulier collectie Zweden (met werk van Wesselman, Christo en Fontana) • Uppsala Auktionskammare, Stockholm, ‘Important sale’ binnen Modern and Contemporary Sale, 9 nov. 2021, lot 12. • Particuliere collectie Nederland

Literatuur: André Stufkens e.a., Shinkichi Tajiri. Snelheid, Erotiek en Geweld, cat. tent. Museum Het Valkhof, Nijmegen 2003, dl. 1, p. 91 nr. 106, en dl. 2 afb. p. 139

    Beeld te koop • Ontvang de prijs

    Naam

    E-mailadres

    Shinkichi Tajiri (1923-2009) kwam uit een voornaam geslacht dat teruggaat tot 300 na Christus. De Tajiri’s behoorden tot de hoge adel, waren landheren en werden beschermd door de Samoerai; de strijdende klasse die Shinkichi altijd heeft gefascineerd. Aan het einde van de negentiende eeuw veranderde Japan en daarmee de positie en het aanzien van de Tajiri’s. Dat, en de toenemende oorlogszucht van Japan, bewoog Shinkichi’s vader om zijn heil in de VS te zoeken. Daar werd Shinkichi als vijfde van zeven kinderen geboren. Naast zijn baantjes kreeg de jonge Shinkichi hier zijn eerste artistieke lessen.

    In 1941, op zijn achttiende verjaardag, veranderde zijn Amerikaanse bestaan drastisch door het Japanse bombardement op Pearl Harbor. Uit angst voor sabotage werden alle Amerikaanse Japanners in interneringskampen ondergebracht. Door zich aan te melden voor het leger wist Tajiri uiteindelijk aan deze erbarmelijke situatie te ontsnappen. Wel zou hem dat een lange, intensieve training opleveren om vervolgens in Italië aan het front te moeten dienen. Dat zou hij maar ternauwernood overleven. Eenmaal ontslagen volgde Tajiri met veel belangstelling lessen kunstgeschiedenis aan het Art Instituut in Chicago, maar lang zou hij niet blijven in het land dat hem diep teleurstelde. Via een studiebeurs voor veteranen waagde hij in 1948 de sprong naar Parijs.

    In Parijs had Tajiri een klein atelier en ging hij in de leer bij de bekende Ossip Zadkine. Enkele vroege werken vertonen enig verwantschap met Zadkine, maar na een jaar verruilde Tajiri Zadkine voor Fernand Léger. Een intensieve scholing werd dat niet, want Tajiri werkte in deze periode vooral zelfstandig aan zijn befaamde Warrior-beelden. Daarmee wist hij verrassend snel de aandacht van de progressieve kunstwereld te trekken en kwam hij in contact met onder meer Picasso, Giacometti, Joan Miró en Marcel Duchamp. Wel zou Tajiri nog een financieel magere tijd kennen. Dat dwong hem vooral te werken met gevonden schroot. De toevalligheid daarvan zou in de jaren erna afnemen, maar werken met ijzer en gebruiksvoorwerpen zou aanhouden.

    Om de geldzorgen te verminderen verhuisden Tajiri en zijn vrouw in 1956 naar Amsterdam. Hij kende daar al Cobra-kunstenaars. Met hen had hij in 1949 al geëxposeerd in het Stedelijk Museum. Ook in 1951 was hij weer door de groep uitgenodigd voor een grote tentoonstelling, maar een echt onderdeel van het primitieve Cobra zou Tajiri nooit worden. Daarvoor was zijn gevoel voor esthetiek en behoefte aan orde te groot. Wel voelde hij zich na acht jaar van kunstvernieuwingen in Parijs goed in het rustige Nederland, waar zijn originaliteit vrij baan kreeg. Voor jonge beeldhouwers had zijn komst veel betekenis omdat Nederland was achtergebleven bij de internationale moderne beweging. Terugkijkend kan Tajiri samen met Carel Visser en Wessel Couzijn tot de meest vernieuwende beeldhouwers van Nederland gerekend worden.

    De vernieuwing uitte zich onder meer in zijn eigen “rode steen-techniek”, een bronsgietmethode waarbij Tajiri kerfde in een bijzondere steensoort die zacht was en tegelijkertijd hoge temperaturen kon weerstaan. Door de poreusheid van de steen ontstond er bovendien een korrelig en rul effect. Voor één beeld waren soms wel 150 aan elkaar gebonden stenen nodig. Tussen 1957 en 1964 ontstonden er ongeveer 50 van deze plastieken in de thema’s: Column for Meditation (meditatiezuil), Relic from an Ossuary (offeroverblijfselen), Tower of Babel en Obiit (hij is gestorven). Allen geïnspireerd door oude Japanse godsdienst. Tajiri bleef zoeken naar nieuwe vormen van expressie en kwam zo ook tot zijn Drippings, waarbij resten van het bronsgieten aan elkaar gelast werden. Deze beelden gaan vooral over groeiprocessen in de natuur en tonen verwantschap met de Action paintings van Jackson Pollock.

    Tajiri’s vestiging in Nederland luidde een artistiek vruchtbare periode in en betekende zijn nationale en internationale doorbraak. Dat ging via de grote Nederlandse musea, Biënnale in Venetië, internationale overzichten en belangwekkende tentoonstellingen in de VS, Japan en door Europa. Door het succes kon hij zich een groter atelier veroorloven, namelijk een eigen kasteel in Baarlo. De zee aan ruimte die hij hier had markeerde het begin van een nieuwe periode, waarin hij overwegend beelden van monumentaal formaat maakte. Dat begon met de serie Seeds en later door machine-sculpturen. Het waren beelden op één of meerdere hoge, ranke pijlers. De machines waren nog steeds een soort krijgers, maar nu gebaseerd op hedendaags wapentuig of science fiction zelfs; robots, machinegeweren, vliegtuigen, camera’s.

    Via de machine-beelden raakte Tajiri geïnteresseerd in uitlaten van raceauto’s. De kronkelende glimmende pijpen zette hem aan tot zijn serie Knopen. Ze bestaan uit meerdere buizen die met elkaar verstrengeld zijn. Waar de machines nog naar Pop Art neigden, zijn de knopen meer aan Minimal Art verwant. In eerste instantie stonden ze voor Tajiri nog voor erotiek; verstrengelde geliefdes of bondage. Later ging het vooral om de (Japanse) sobere en subtiele eenvoud.

    Na het overlijden van zijn vrouw in 1969 zette Tajiri zijn beeldhouwkunst op een lager pitje en experimenteerde hij met uiteenlopende technieken, zoals daguerreotypie, fotografie, stereografie, film, video en drukwerk. Uiteenlopend, maar steeds weer met een herkenbare handtekening.